Dressuur in Working Equitation
Het verschil met de 'doorsnee' dressuurproef zit hem vooral in de onderdelen en de manier waarop deze in de proef gepast zijn.
Zo ligt de nadruk vooral op het rijden van voltes en zijgangen. Met name de buiging is erg belangrijk, en het paard moet echt goed op eigen benen lopen. Veel teugeldruk is dan ook niet gewenst. Wetende dat er vanaf de 'masters'-klasse eenhandig moet worden gereden (zowel in de dressuurproef alsook in het parcours) kan je wel nagaan hoe belangrijk het rijden 'op zit' dan is. Hoe meer er op zit gereden kan worden, hoe minder de teugels 'nodig' zijn.
Achterwaarts is een oefening die vanaf de startersklasse al gevraagd wordt.
Naarmate het niveau hoger wordt, komt de nadruk in de proef steeds meer op de oefeningen in stap en galop te liggen. Galopwissels en (halve) pirouettes zijn eveneens belangrijke onderdelen in de hogere klasse.
De stap en galop worden extra belicht, dit zijn de gangen die het meest in het "veld" gereden worden.
Wendbaarheid en kunnen schakelen is echt het sleutelwoord en daar dient verreweg de meeste trainingstijd aan besteed te worden.
Heel veel dient gewerkt te worden aan wendbaarheid en kunnen schakelen met het paard, maar ook van enorm belang is het om je paard steeds meer op je zit te gaan rijden. Alleen dan ben je in staat eenhandig te gaan rijden. Je paard moet dus de oefeningen op lichte hulpen uit willen en kunnen voeren en zonder dat er veel druk op hem (en zijn mond) wordt uitgeoefend.

De proeven worden allemaal uit het hoofd gereden, met uitzondering van de dressuurproef in de introductieklasse, deze mag voorgelezen worden. Wanneer een proef hoger dan de introductieklasse wel voorgelezen wordt dan levert dit strafpunten op.
Belangrijkste aspecten WE dressuur
- correcte aanleuning en ontspanning
- impuls
- voltes en zijgangen
- buiging
- weinig teugeldruk
- het rijden 'op zit'
- Vermogen te schakelen